Het ontwaken
Eurasburg, 3 uur ´s nachts. Ik lig te slapen tot er opeens een auto door het dorp
scheurt. Even ben ik wakker, maar al snel ben ik weer onder zeil. Eurasburg, naar schatting
5 uur in de nacht: een tractor raast met veel lawaai langs het hotel. Ik ga weer slapen.
Eurasburg, ik weet niet meer hoe laat, maar in ieder geval veel te vroeg: de kerkklokken
worden geluid. En niet voor eventjes. De kerk staat vlakbij. Veel te dichtbij. Ooit gehoord
van die pater in het zuiden die een rechtzaak aan zijn broek kreeg voor het achterlijk vroeg
luiden van de kerkklokken? Zijn broer woont hier. Ik weet het zeker.
Uiteindelijk geef ik me gewonnen en ik ga maar eens onder de douche. Om half acht arriveer
ik bij de ontbijttafel en ik schenk mijzelf een jus d' orange in. Een van de mensen van
het hotel zorgt voor thee en een gekookt eitje. Hij is nog maar pas wakker, waarschijnlijk
voor mij. Tegen negenen heb ik afgerekend, zit mijn bagage weer in mijn kofferbak en vervolg
ik mijn reis
Dwars door de Alpen
Het reisdoel, zo heb ik in mijn hotelkamer definitief besloten, is Camping Wildesberg in
Noord-oost Italië. Het is slechts 280 km rijden en het weer is goed. In München
kom ik terecht in een van de weinige files van Zuid-Duitsland die ochtend. De route voert namelijk
voor een klein stuk door de bebouwde kom. In de auto heb ik een Duitse radiozender op,
waar een neuroloog vragen van luisteraars beantwoord. Best goed, dat ik een Duitse neuroloog
kan verstaan. Misschien zijn die Duitse lessen meer dan twintig jaar geleden dan niet voor niets
geweest.
Ik had gedacht dat een route van München naar Italië een en al autobahn, Brenner pass
en autostrada zou worden, maar de routeplanner heeft een ander plan. Het kan kennelijk net iets
sneller, als ik een paar B-wegen zou nemen, pal over de eerste Alpen die ik tegenkom. Ik word
me gewaar van dit plan, als de weg waarop ik rijd aanmerkelijk meer scherpe bochten vertoont en
de weg almaar stijgt. Al gauw zie ik mensen op parkeerplaatsen wandelschoenen aantrekken en
van tijd tot tijd arriveer ik achter een wielrenner, die de berg beklimt. Nu zie ik het eens van
een andere kant en het is best lastig om met een auto op dit parkoers om deze jongens heen te
rijden.
Het uitzicht onderweg is wel heel fraai, langs de bergmeren en het land is in rode, gele en groene
tinten gekleurd. Ondanks dat de zomer over is, is hier nog veel gaande. Er zijn nordic walkers,
surfers en zelfs zie ik duikers oefenen. Het rijden door de Alpen kost wel de nodige brandstof,
dus ik stop bij een benzinestation. Ik tank, reken af en weet opeens mijn pincode niet meer.
Dementie? Nee, ik onthoud nooit de getallen, enkel waar de knoppen op het toetsenbord staan.
En hier is het toetsenbord anders ingedeeld. Ik weet het echt niet meer, dus ik betaal cash.
"Nou ja", denk ik, "ik heb in ieder geval nog mijn credit card".
Na een tijdje brengt de route mij weer op moderne snelwegen en deze leiden me naar de bekende
Brenner pass. Deze tolweg brengt mij in Italië. Aan het einde van de tolweg moet er
betaald worden en ik grijp naar mijn credit card. Die werkt niet, zegt de man in het tolhuis.
Echt niet? Hij probeert het nog eens. Helaas. Ik betaal hem met mijn laatste losse geld en zie
mezelf 's avonds ergens borden wassen als ik niet van een van mijn betaalmiddelen harde euro's
weet te krijgen.
Zodra ik op een B-weg richting de camping rijdt, besluit ik bij een dorp af te slaan. De routeplanner,
die tussen de hoge bergen mij al een paar minuten kwijt is, begint meteen te protesteren.
"Alstublieft, indien mogelijk nu keren" smeekt ze mij, terwijl ik door de nauwe bergweg omhoog rijdt.
Ik moet de smeekbede nog zeker zes keer aanhoren, voordat ik in het dorp Terenten aankom. Alle
zes keer zou het levensgevaarlijk zijn geweest als ik gehoor gegeven had aan de adviezen van
mijn navigator. Zicht voor tegenliggers: nul, en de afgrond of een hoge muur als
uitwijkmogelijkheid. Dit deel van de route houd ik het maar op mijn eigen inzicht.
Terenten
Ik parkeer vlak bij het pleintje van Terenten. Het is zondag, maar er is hier kennelijk toch wat te
doen. Op z'n minst is de horeca open en er zitten mensen achter flinke sorbets. Wil ik mijn handen
om zo'n sorbet krijgen, dan zal ik eerst mijn betaalmiddelen aan het werk moeten zetten. Vlakbij
is een bankomat en.. met een "normaal" toetsenbord. Mijn geheugen reageert meteen: "Oh, die
pincode. Zeg dat dan". Met de verkregen liquide middelen is flitsend snel een sorbet met bosvruchten
besteld, die even later voor mij neergezet wordt. Het blijkt een kunststukje. Onderin zitten warme,
nee hete, bosvruchten en bovenop zit roomijs. En de zon schijnt. I'm a happy man.
De eerste camping
De rest van de route is een eitje, zodra ik weer naar "beneden" rijdt en vanaf daar de route
vervolg. Wat later rijdt ik St. Lorenzo di Sabbato binnen, waar volgens de ANWB gids de camping ligt.
Dat is ook zo, maar men spreekt Duits hier, dus St. Lorenzo heet St. Lorentz. Een smalle straat
leidt naar een groot huis dat is overgroeid met klimops. Ik zet de auto aan de kant en zoek de receptie
op. Bij de receptie legt een meisje uit dat ik overal mag staan waar ik wil. Plaats zat. Na
registratie krijg ik een electronisch pasje mee waarmee ik de slagboom open kan doen. "Oh ja",
vraag ik, "is hier in de buurt ook wat te eten vanavond?" Dat is er. In Stefansdorf, hier 3
kilometer vandaan, is een restaurant dat goed bekend staat. Ze geeft me het kaartje: Gasthof
Hoerschwang.
Ik zet mijn tent op. Eindelijk weer camperen in de natuur. Nou ja, bijna dan. Dit is een camping
met een zwembad, fantasievol aangeklede douche- en toiletblokken en electriciteit voor wie wil.
En de meesten willen dat, want ieder ander hier is met de camper. Af en toe komen mensen langs,
kijkend met een blik van "zo, jij durft", maar dat is dan een "zo, jij durft" die eigenlijk
zegt "jij liever dan ik".
Eerst een klim en dan uit eten
's Avonds ga ik naar Gasthof Hoerschwang. Drie kilometer? Dan ga ik met de fiets. Vrijwel de
volle afstand blijkt een beklimming. Ik schat stijgingspercentages van 10%. Ik probeer niet
bezweet te raken, maar het is geen doen. Als ik bij de voordeur aankom, dan ben ik drijf.
Wat nu? Buiten een beetje droger worden en afkoelen? Of binnen verder zweten? Ik besluit
dat het maar binnen zweten moet worden, al bekruipt mij het gevoel dat ik er niet uitzie
met een natte trui.
Ik meldt mij als kandidaat-gast bij de balie. De man vraagt een meisje mij naar mijn plaats
te wijzen. Als zij blij is een gast te mogen begroeten in dit restaurant,
dan weet ze het goed te verbergen. Men heeft al een hoekje voor me bedacht. Tafel voor een.
Aan de andere gasten meen ik af te lezen dat er een of andere sociale code is overtreden.
Een andere sociale afspraak lijkt te zijn dat je de andere gasten groet, zoals in de
wachtkamer van een dokter. Ik kies een gerstesoep als voorgerecht en wienerschnitzel als
hoofdgerecht. De gerstensoep is lekker. Er zit ham in en wat groenten. De wienerschnitzel
is, zoals in deze streek hoort, groter dan mijn bord. Om dan maar helemaal te breken
met de lokale cultuur, besluit ik als nagerecht een kopje thee te nemen. In Italië
drinkt men geen thee. Maar ach, de schade is nu toch al aangericht.